Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Denwelken ik [50]voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet [51]een vreemde; [52]mijn nieren [53]verlangen zeer in mijn [54]schoot. 50. Dat is, tot mijn best, of tot mijn eeuwige vreugde en zaligheid. 51. Te weten, mens, of oog; dat is, met geen ander lichaam of ogen zal ik Hem aanschouwen, dan met deze mijn eigene, gelijk ik ook met mijn eigen lichaam opstaan zal, en niet met een ander van nieuws geschapen; zie 1 Kor.15:53. 52. De nieren worden in de Heilige Schrift zeer dikwijls voor het inwendigste, als voor de begeerten, aandoeningen, of bewegingen des mensen genomen, gelijk vs.27 en Ps.7:10, en Ps.26:2; Spreuk.23:16; Jer.12:2, enz. Vergelijk onder, hfdst.38 vs.36. 53. Of, vergaan; te weten van verlangen, dat is, mijn begeerten en genegenheden zijn zo ontstoken tot de aanschouwing van mijn Heere en Zaligmaker, dat zij bijna versmachten, of bezwijken. Het Hebreeuwse woord wordt zo genomen 2 Sam.13:39; Ps.84:3, en Ps.119:81,82,123, en Ps.139:13. 54. Versta, het binnenste des mensen. Zo wordt dit genomen Pred.7:9.